Artikel 1
Feestcomités, organisatoren of verenigingen die meewerken aan het organiseren van het kermisgebeuren in elk van de respectievelijke deelgemeenten kunnen bij het schepencollege een aanvraag indienen voor het bekomen van een subsidie in het kader van het ondersteunen van het kermisgebeuren.
Artikel 2
De aanvragen moeten gericht worden ten aanzien van het college van burgemeester en schepenen en dit ten laatste 3 maanden voorafgaand aan de datum van de manifestatie.
Artikel 3
Binnen de kredieten hiervoor op de begroting van het dienstjaar en in acht genomen de gelijke verdeelsleutel over de respectievelijke deelgemeenten voorzien, kan het schepencollege een principiële belofte van toelage verlenen aan één of meerdere activiteiten georganiseerd n.a.v. één van de kermissen.
Artikel 4
Voor de beoordeling van de aanvragen en de belofte van toelage wordt rekening gehouden met volgende criteria: 1. de verdeelsleutel per deelgemeente, bepaald op 1/5 van het ter beschikking gestelde begrotingskrediet; 2. de activiteiten dienen georganiseerd te zijn tijdens het kermisweekend van de respectievelijke deelgemeente; 3. bij de subsidiëring wordt voorrang verleend aan activiteiten, voor een breed publiek georganiseerd en met een gratis karakter. Daarna voorrang aan de activiteiten met een culturele aard of gericht op de jeugd en met een gratis karakter; 4. bij meerdere aanvragen wordt daarna de subsidie pro rata verdeeld over de respectievelijke aanvragen.
Artikel 5
De uitbetaling van de subsidie gebeurt eenmalig tegen 1 november en nadat hieromtrent een besluit, houdende de globale betaalbaarstelling, genomen werd door het schepencollege. De uitbetaling gebeurt op basis van de voorlegging van de staat van de effectief gemaakte kosten. De subsidie kan het bedrag van de door het schepencollege toegestane principiële belofte van toelage niet overschrijden.